Schorsing en verwijdering
Leerlingen kunnen van school worden gestuurd, voor een tijdje: schorsing of voorgoed: verwijdering. Meestal gebeurt zoiets alleen als het kind zich ernstig misdraagt. Men spreekt dan van wangedrag.
De beslissing over verwijdering van een leerling wordt genomen door het schoolbestuur. Voordat zo’n besluit kan worden genomen, moeten eerst de groepsleerkracht, directie en ouders gehoord worden. Als het besluit eenmaal is genomen, mag een schoolbestuur de leerling niet onmiddellijk verwijderen. Het bestuur moet nl. eerst proberen om een andere school voor de leerling te vinden. Alleen als dat niet lukt –en daar moet het schoolbestuur ten minste acht weken haar best voor doen– mag de school de leerling de toegang tot de school weigeren. Als het schoolbestuur een leerling wil schorsen of verwijderen dan moet het bestuur daarover met de ouders overleggen. Levert dat overleg niets op dan kunnen de ouders aan de klachtencommissie vragen om te bemiddelen. Blijft het schoolbestuur bij zijn besluit dan kunnen de ouders schriftelijk bezwaar aantekenen.
In dat geval moet het schoolbestuur binnen vier weken schriftelijk op dat bezwaarschrift reageren. Als het schoolbestuur dan nog vasthoudt aan het besluit om de leerling te verwijderen dan kunnen de ouders in beroep gaan bij de rechter.